Verwijzers

INFORMATIE VERWIJZER

U bevindt zich op de site van het RugNetwerk Twente (RNT), een samenwerkingsverband van fysiotherapeuten tezamen met medisch specialisten van het OCON (ZGT Almelo en Hengelo) en het MST (Enschede).


Het RugNetwerk Twente
Het RugNetwerk Twente is opgezet om de kwaliteit van de zorg voor mensen met wervelkolom gerelateerde klachten te optimaliseren.

Een gezamenlijke entreecursus en continuering van inhoudelijke scholing leiden tot een betere samenwerking en zorgen voor het optimaliseren van kennis, inzicht, vaardigheid en attitude van de fysiotherapeuten en daarmee een optimale kwaliteit van handelen.

Een doelstelling is het realiseren van best practice fysiotherapie waarbij sprake is van een goede balans tussen evidence based fysiotherapie, richtlijnen en zorgstandaarden enerzijds en klinische expertise en wensen en voorkeuren van de patiënt anderzijds.

Ook richten wij ons op het verbeteren van de onderlinge samenwerking van fysiotherapeuten en het realiseren van samenwerking met andere organisaties die betrokken zijn bij de gezondheidszorg rond deze patiënten populatie.

Als u wilt, kunt u in onze statuten en het huishoudelijk reglement (zie: RNT algemeen) lezen op welke wijze het RNT de kwaliteit van haar therapeuten realiseert.


Intake en onderzoek
De intake en het onderzoek zijn gericht op het in kaart brengen van klachten en het vaststellen van de hulpvraag van de patiënt. Indien de patiënt via direct toegankelijkheid binnenkomt, zal er eerst gescreend worden op rode vlaggen.

Vervolgens trachten wij uniforme selectie en gebruik van onderzoeksmethoden en meetinstrumenten toe te passen om patiënten op transparante wijze te klasseren. Ditzelfde geldt voor het toepassen van classificatie modellen. Het klasseren van patiënten met aspecifieke lage rugpijn in subgroepen waaraan een interventie is gekoppeld, zou de klinische resultaten van de behandelingen kunnen verbeteren. Er bestaan verschillende classificatie systemen voor het indelen van aspecifieke lage rugpijn in subgroepen die gebruikt kunnen worden als leidraad voor de behandeling. De indeling, die de fysiotherapeuten van het RNT hanteren, maakt gebruik van wetenschappelijk onderbouwde en klinisch bruikbare classificaties met de focus op biomechanische, psychologische en sociale factoren. Ons model wordt gebruikt voor zowel de acute als de chronische aspecifieke lage rugpijn.

Na de analyse worden samen met de patiënt behandeldoelen opgesteld en uitgezet in de tijd.


De behandeling
Het algemene doel is het zo efficiënt mogelijk behandelen van de patiënt met rugklachten om de mate van beperkingen in het dagelijks leven zoveel mogelijk te verminderen en de duur van de klachten te minimaliseren.

De behandeling is gericht op:
Het verbeteren van kennis over (het ontstaan en de onderhoudende factoren van) de rugklachten. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan pijneducatie.
Het opheffen of verminderen van dysfuncties of beperkingen in de cognities van de patiënt, de mobiliteit, stabiliteit, bewegingspatronen en spierfunctie van de wervelkolom die een optimaal functioneren van de rug belemmeren.
Het realiseren van een adequate wijze van omgaan met klachten tijdens dagelijkse activiteiten, op het werk en/of bij het sporten.
Het opstellen van een trainingsprogramma, passend bij de gegevens welke uit het onderzoek naar voren zijn gekomen.
In de onderstaande link vindt u uitgebreidere informatie over de classificatiemodellen die de RNT fysiotherapeuten hanteren:

Hieronder volgt een overzicht en een korte uitleg over de ons gehanteerde classificatie systemen:

Rode vlaggen:
Allereerst wordt er gescreend op rode vlaggen. Bij de screening en tijdens het behandelproces let de fysiotherapeut op tekenen of signalen die alleen, of in combinatie, wijzen op een mogelijk (ernstige) specifieke oorzaak van de lage rugpijn, waarvoor aanvullende diagnostiek nodig is.

Richtlijn KNGF:
De KNGF-richtlijn Lage rugpijn is een leidraad voor de diagnostiek en behandeling door de fysiotherapeut en/of manueel therapeut bij patiënten met aspecifieke lage rugpijn. De doelstelling van de richtlijn is het beschrijven van de ‘optimale’ fysiotherapeutische en manueeltherapeutische zorg, met betrekking tot doeltreffendheid, doelmatigheid en zorg op maat, voor patiënten met aspecifieke lage rugpijn, gebaseerd op de huidige wetenschappelijke, beroepsinhoudelijke en maatschappelijke inzichten. Bedoelde zorg moet leiden tot de terugkeer naar een volledig (of gewenst) niveau van activiteiten, tot participatie en tot preventie van chronische klachten en recidieven.

Mechanism based classification:
Biomechanisch classificatie systeem dat de nociceptieve bron van de symptomen van de patiënt tracht te identificeren, gebaseerd op de aanname dat de stoornissen die geïdentificeerd worden tijdens het lichamelijk onderzoek verantwoordelijk zijn voor de musculoskeletale pijn en dysfunctie.

Medische mechanismen: Oorzaken op basis van medisch geklasseerde aandoeningen (International Classification of Diseases zoals discitis, HNP, sacroiliïtis, artrose en lumbale spinale stenose.
Fysio-/manueeltherapeutische mechanismen: Oorzaken op basis van fysio- en/of manueeltherapeutisch geklasseerde aandoeningen/gestoorde functies zoals verminderde neurale verschuifbaarheid, blokkering facetgewricht, dispositie SIG, myofasciale pijn met actieve myofasciale triggerpoints en derangement discus.
Hip Spine Syndrome (HSS):
Er bestaat een sterke relatie tussen aandoeningen/klachten van lage rug en de heup, deze relatie kan van biomechanische, reflectorische of myofasciale aard zijn. Het HSS kan worden ingedeeld in simple, primair HSS, waarbij de pathologische verandering in de rug en heup bestaan, maar waarbij de ‘nocisensorische bron’ duidelijk is. Secundair HSS, wanneer de heup en de wervelkolom onderling afhankelijk zijn en de symptomen in 1 gewricht secundair zijn aan de deformiteit of pathologie in het andere gewricht. Beide aandoeningen versterken elkaar en/of houden elkaar in stand. De behandeling richt zich op beide aspecten.

Daarnaast bestaat het Complex HSS, wat wordt gedefinieerd als pathologische veranderingen in beide regio’s maar waarbij de primaire bron voor de beperkingen niet duidelijk is.

Ook kan er sprake zijn van misdiagnosed HSS, hierbij wordt de primaire bron van de symptomen incorrect gediagnosticeerd.

Treatment based classification:
De treatment based classificatie van lage rugpijn beschrijft een model waarbij de fysiotherapeut een behandeling baseert op de klinische symptomen van de patiënt. Het maakt gebruik van ‘clinical prediction rules’ die het succes op een bepaalde behandeling voorspellen.

Hierbij wordt gebruik gemaakt van het identificeren van de patiënt kenmerken en symptomen die de responsiviteit voorspellen op een aantal mogelijke behandelingen:

Meestal resulteert de classificatie in een behandeling die kan bestaan uit manipulatie/actieve mobilisatie, stabiliserende oefentherapie en/of richtingspecifieke oefentherapie en, zelden, tractie.

Beweging dysfunctie syndromen (BDS):
Bij deze indeling gaat de fysiotherapeut uit van biomechanische pijn bij een vergrote of beperkte mobiliteit van de lumbale wervelkolom of omliggende gewrichten. De kwaliteit van bewegen wordt beoordeeld op bewegingsbeperkingen en/of controle problemen. Een veelvoorkomend kenmerk van het BDS is afgenomen controle bij actief bewegen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat een patiënt de pijn in zijn lage rug provoceert als gevolg van beperkte bewegingscontrole. De behandeling richt zich op het rekken van de verkorte structuren, het opnieuw aanleren van een selectieve contractie van de relevante musculatuur, stabilisatie en dit implementeren in de dagelijkse functionele activiteiten.

Pijn reductie testen:
Deze strategie toetst of biomechanische provocatie van pijn afneemt bij correctie van de beweging dan wel dispositie. Sprain of overbelasting kan resulteren in kleine positie afwijkingen in een gewricht hetgeen leidt tot restricties in fysiologische bewegingen.

Bij deze strategie kan gebruik worden gemaakt van mobilization with movement (MWM); gelijktijdig toepassen van aanhoudende mobilisatie door de fysiotherapeut in combinatie met een door de patiënt uitgevoerde fysiologische beweging tot de eindstand.

Tevens kan gebruik worden gemaakt van Sustained Natural Apophyseal Glides (SNAGS), waarbij de fysiotherapeut de geschikte aanvullende “glide” toepast van het facetgewricht tijdens de beweging in de symptomatische richting door de patiënt.

Bij het onderzoek zal de fysiotherapeut symptomen identificeren zoals immobiliteit van een gewricht, pijn bij beweging of pijn bij specifieke functionele activiteiten. Hierna zal de fysiotherapeut trachten de sturing van de provocatieve beweging te verbeteren.

Functioneel onderzoek (classification-based cognitive functional therapy):
Dit betreft een geïntegreerd, persoon-gecentreerd, doel georiënteerd, multidimensioneel classificatie systeem voor lage rugpijn waarbij onderscheid wordt gemaakt in psychologische factoren, houding- en bewegingsgedrag, neurofysiologische factoren en leefstijl. De interventie richt zich op deze factoren door middel van een cognitief geïntegreerd, functionele en trapsgewijze (graded) opbouw.

Gele vlaggen:
Hierbij worden de psychologische en gedragsmatige factoren in kaart gebracht, te weten; de wijze van attributie, strategie van controle, interpretaties, ideeën en cognities, de actuele emotionele toestand, de relaties met omgeving (familie) en de stijl van coping, veelal door middel van de anamnese en vragenlijsten. De aanpak is gericht op disfunctionele cognities en/of bewegingsangst en/of dysfunctioneel confronteren en maakt gebruik van cognitieve gedragstherapie door middel van Cognitive Treatment of Illness Perceptions, graded exposure en/of aanleren van ontspannings- en/of coping strategieën.

Oranje/blauwe/zwarte vlaggen:
Oranje vlaggen: psychologische en psychiatrische factoren;

Somatisatie stoornis (meerdere jaren, uiteenlopende klachten), hypochondrie, angst stoornis, depressiviteit, posttraumatisch stresssyndroom, persoonlijkheidsstoornissen (borderline, theatraal, narcistisch, schizofreen).

Blauwe vlaggen: sociale factoren, ervaren perceptie van werk (‘stress’);

Sociale steun op het werk/gezin, mate van job-satisfaction, managementstijl, mate van beslissingsbevoegdheid, logistieke factoren en mate van werkdruk.

Zwarte vlaggen: maatschappelijke en verzekeringstechnische factoren;

Loon en wijze van betaling, algemeen sociaal beleid (WAO, WW, wie betaalt wat?), lokaal sociaal beleid (poortwachter, arbo), status van de professie, organisatie van het werk en correcte verzekeringen.

Dit zijn voor de fysiotherapeut veelal indicaties voor verwijzing naar andere zorgprofessionals.

Pijneducatie:
Veruit de meeste patiënten die een fysiotherapeut consulteren klagen over pijn die belemmerend is bij het uitvoeren van activiteiten. Voor een goed begrip van deze klachten is het zinvol kenmerken van acute en chronische pijn te onderscheiden. Het beoordelen van acute en chronische pijn op eenzelfde wijze is onjuist en ongewenst omdat het vermindering van pijngewaarwording in de weg kan staan. Om deze reden wordt er tijdens de behandeling aandacht besteed aan uitleg en aanpakken van dysfunctionele cognities.



Postoperatieve richtlijnen:
De leden van het Rugnetwerk Twente werken voor de volgende postoperatieve revalidatietrajecten volgens de richtlijnen die samengesteld zijn in overleg met OCON Hengelo, Rugnetwerk Twente en MMS Saxion Hogeschool;

Postoperatieve Revalidatie richtlijn na een lumbale stabilisatie-operatie
Postoperatieve Revalidatie na decompressie-operatie bij een kanaalstenose

Daarnaast volgens de richtlijn die samengesteld is in overleg met Medisch Spectrum Twente en Rugnetwerk Twente, MMS Saxion Hogeschool ;

Richtlijn cervicale neurochirurgische wervelkolom operatie: Anterior Cervical Discectomie and Fusion